vrijdag 30 oktober 2009

De Leeuwenkuil: Deel IX

De Bruin inspecteert het ruiterstandbeeld van Willem van Oranje voor de vijfde keer. De regen deert hem niet en zelfs het straaltje ijskoud water dat over zijn nek kruipt, kan zijn concentratie niet breken.
Zoek dit mans evenbeeld dat zich oostwaarts keerde, terug naar waar hij oorspronkelijk kwam.’
Er moet meer zijn dan alleen dit standbeeld. Maar wat? De Bruin weet zeker dat hij de woorden Gulielmo Primo eerder gezien heeft. Maar waar? Op het moment dat hij aan zijn zesde rondje wil beginnen, schiet hem iets te binnen. Het hoofdkantoor kan via de computer natuurlijk helpen met zoeken naar het andere standbeeld. Hij wenkt naar Kevin Sonderland. “Kan jij in de auto gaan navragen tot welke kunstwerken Willem de Tweede nog meer opdracht heeft gegeven? Dat wat we zoeken moet daar ergens tussen zitten.” Kevin komt onder de beschutting van de postzegelboom vandaan en loopt naar de auto. Van Baalen kijkt twijfelend heen en weer tussen Kevin en De Bruin, alsof hij niet weet wie hij in de gaten moet houden. Uiteindelijk kiest hij voor de droge, warme auto en gaat achter Kevin aan.
De Bruin loopt naar de zijkant van het standbeeld, uit het zicht van de auto, en mompelt enkele woorden in zijn jas: “Gulielmo Primo…Pater Patriae…Willem den Eersten” Hij kijkt omhoog naar de vorstelijke blik en een glimlach vormt zich om zijn lippen. “Verduveld Mike, je kunt het nog steeds”, zegt hij en loopt snel en zachtjes weg, de Heulstraat in.

De Bruin rent in volle vaart verder, hopend dat hij maar niet te laat zal komen. Johan de Witt op zijn Plaats, de Gevangenpoort, het standbeeld van Willem II, de aan hem gewijde fontein op het Binnenhof: De Bruin heeft geen oog voor deze stille getuigen van een rijke historie. Pas bij het Mauritshuis stopt hij met rennen, want daar is, tussen de groenbruine bladeren door, zijn doel te zien. Daar staat het evenbeeld, het tweede standbeeld van Willem van Oranje. Hij staat met zijn neus naar het oosten gericht, ‘terug naar waar hij oorspronkelijk kwam’.

De Bruin voelt op één of andere manier een déjà-vu aankomen, terwijl hij rondjes loopt om het standbeeld op het Plein, als het mobieltje in zijn broekzak begint te trillen.
“Met De Bruin.” “Hallo Jaap, met mij.” De stem aan de andere kant van de lijn klinkt vreemd vertrouwd. “Mike? Mike van Hasselt? Thomas Michaël van Hasselt?” “De enige echte.”
De Bruin staat met open mond te luisteren. Hoe komt Mike in hemelsnaam aan zijn nummer? “Kijk niet zo verbaasd, Jaap. Het is niet zo moeilijk om het nummer te vinden van iemand die nooit van mobiel wisselt. Kom je even wat eten?” “Maar…maar waar?” “Zie je de Subway?”
De Bruin kijkt naar de Subway aan de zuidoost kant van het Plein en laat zijn mobiel op de tegels kletteren als hij ziet wie daar vrolijk staat te zwaaien. Het is Mike van Hasselt.

De Bruin kijkt naar de man op de stoel tegenover hem. Hij ziet er sjofel uit in een te groot trainingspak, zijn baard is ongeschoren en de zwarte haardos is na drie jaar doorvlochten met grijze haren, maar de schittering in de helderblauwe ogen is nog steeds hetzelfde.
“Ik wil je graag de reden geven waarom ik jou enigszins onverwacht heb bezocht”, zegt Mike met een kort lachje. Hij haalt een dikke, gele envelop tevoorschijn en legt het op het tafeltje tussen hen in. Met rode letters is er STAATSGEHEIM op gestempeld.
De Bruin staat op het punt om los te barsten in een stroom van vragen, maar Mike schudt zijn hoofd. “Lees het, begrijp het en publiceer het, maar stel alsjeblieft geen vragen. Ik ben er niet klaar voor. Niet nu.” Mike kijkt De Bruin aan. “Ik weet dat het oneerlijk is tegenover jou, maar ik heb mij de afgelopen jaren alleen bezig gehouden met het naar buiten brengen van dit document.” Mike zucht. “Ik heb geen tijd gehad om alles te verwerken, Jaap. Het is gewoon nog teveel.”
De Bruin knikt en laat zijn hand rusten op het vergeelde papier van de envelop. Hij ziet dat er een last van zijn vriend is afgevallen, maar voelt ook de borrelende onrust. “Wat ga je nu doen?” “Ik ga zo ver mogelijk weg, weg om dit alles te vergeten. Ik heb met een vals paspoort iets weten te regelen aan boord van een schip in Rotterdam. De kapitein is nog een oude vriend van me uit de marine, goeie vent.”
“Dus je gaat?” Mike kijkt nog even naar de rode letters op de envelop. “Ja, ik ga.” Hij staat op, omhelst zijn vriend en drukt hem iets in de hand. “Tot ziens Jaap, het ga je goed.”
De Bruin kijkt zijn vriend na die het Nederlandse herfstweer in duikt, op weg naar betere oorden. Als Mike uit het zicht is verdwenen, opent hij zijn hand en inspecteert het voorwerp dat op zijn handpalm rust. Het is een gouden speldje, gegoten in de vorm van een leeuw.

2 opmerkingen:

  1. "Einde"

    Je had misschien verwacht dat dat er zou staan onderaan dit afsluitende deel. Maar dat heb ik expres niet gedaan. Waarom? Lees het kopje 'Make my Weekend' in de sidebar en laat je reactie achter.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Martijn17:49:00

    Dit is niet eerlijk! Ik dacht nou eindelijk het mysterie ontrafeld te zien :P

    BeantwoordenVerwijderen