vrijdag 30 oktober 2009

De Leeuwenkuil: Deel IX

De Bruin inspecteert het ruiterstandbeeld van Willem van Oranje voor de vijfde keer. De regen deert hem niet en zelfs het straaltje ijskoud water dat over zijn nek kruipt, kan zijn concentratie niet breken.
Zoek dit mans evenbeeld dat zich oostwaarts keerde, terug naar waar hij oorspronkelijk kwam.’
Er moet meer zijn dan alleen dit standbeeld. Maar wat? De Bruin weet zeker dat hij de woorden Gulielmo Primo eerder gezien heeft. Maar waar? Op het moment dat hij aan zijn zesde rondje wil beginnen, schiet hem iets te binnen. Het hoofdkantoor kan via de computer natuurlijk helpen met zoeken naar het andere standbeeld. Hij wenkt naar Kevin Sonderland. “Kan jij in de auto gaan navragen tot welke kunstwerken Willem de Tweede nog meer opdracht heeft gegeven? Dat wat we zoeken moet daar ergens tussen zitten.” Kevin komt onder de beschutting van de postzegelboom vandaan en loopt naar de auto. Van Baalen kijkt twijfelend heen en weer tussen Kevin en De Bruin, alsof hij niet weet wie hij in de gaten moet houden. Uiteindelijk kiest hij voor de droge, warme auto en gaat achter Kevin aan.
De Bruin loopt naar de zijkant van het standbeeld, uit het zicht van de auto, en mompelt enkele woorden in zijn jas: “Gulielmo Primo…Pater Patriae…Willem den Eersten” Hij kijkt omhoog naar de vorstelijke blik en een glimlach vormt zich om zijn lippen. “Verduveld Mike, je kunt het nog steeds”, zegt hij en loopt snel en zachtjes weg, de Heulstraat in.

De Bruin rent in volle vaart verder, hopend dat hij maar niet te laat zal komen. Johan de Witt op zijn Plaats, de Gevangenpoort, het standbeeld van Willem II, de aan hem gewijde fontein op het Binnenhof: De Bruin heeft geen oog voor deze stille getuigen van een rijke historie. Pas bij het Mauritshuis stopt hij met rennen, want daar is, tussen de groenbruine bladeren door, zijn doel te zien. Daar staat het evenbeeld, het tweede standbeeld van Willem van Oranje. Hij staat met zijn neus naar het oosten gericht, ‘terug naar waar hij oorspronkelijk kwam’.

De Bruin voelt op één of andere manier een déjà-vu aankomen, terwijl hij rondjes loopt om het standbeeld op het Plein, als het mobieltje in zijn broekzak begint te trillen.
“Met De Bruin.” “Hallo Jaap, met mij.” De stem aan de andere kant van de lijn klinkt vreemd vertrouwd. “Mike? Mike van Hasselt? Thomas Michaël van Hasselt?” “De enige echte.”
De Bruin staat met open mond te luisteren. Hoe komt Mike in hemelsnaam aan zijn nummer? “Kijk niet zo verbaasd, Jaap. Het is niet zo moeilijk om het nummer te vinden van iemand die nooit van mobiel wisselt. Kom je even wat eten?” “Maar…maar waar?” “Zie je de Subway?”
De Bruin kijkt naar de Subway aan de zuidoost kant van het Plein en laat zijn mobiel op de tegels kletteren als hij ziet wie daar vrolijk staat te zwaaien. Het is Mike van Hasselt.

De Bruin kijkt naar de man op de stoel tegenover hem. Hij ziet er sjofel uit in een te groot trainingspak, zijn baard is ongeschoren en de zwarte haardos is na drie jaar doorvlochten met grijze haren, maar de schittering in de helderblauwe ogen is nog steeds hetzelfde.
“Ik wil je graag de reden geven waarom ik jou enigszins onverwacht heb bezocht”, zegt Mike met een kort lachje. Hij haalt een dikke, gele envelop tevoorschijn en legt het op het tafeltje tussen hen in. Met rode letters is er STAATSGEHEIM op gestempeld.
De Bruin staat op het punt om los te barsten in een stroom van vragen, maar Mike schudt zijn hoofd. “Lees het, begrijp het en publiceer het, maar stel alsjeblieft geen vragen. Ik ben er niet klaar voor. Niet nu.” Mike kijkt De Bruin aan. “Ik weet dat het oneerlijk is tegenover jou, maar ik heb mij de afgelopen jaren alleen bezig gehouden met het naar buiten brengen van dit document.” Mike zucht. “Ik heb geen tijd gehad om alles te verwerken, Jaap. Het is gewoon nog teveel.”
De Bruin knikt en laat zijn hand rusten op het vergeelde papier van de envelop. Hij ziet dat er een last van zijn vriend is afgevallen, maar voelt ook de borrelende onrust. “Wat ga je nu doen?” “Ik ga zo ver mogelijk weg, weg om dit alles te vergeten. Ik heb met een vals paspoort iets weten te regelen aan boord van een schip in Rotterdam. De kapitein is nog een oude vriend van me uit de marine, goeie vent.”
“Dus je gaat?” Mike kijkt nog even naar de rode letters op de envelop. “Ja, ik ga.” Hij staat op, omhelst zijn vriend en drukt hem iets in de hand. “Tot ziens Jaap, het ga je goed.”
De Bruin kijkt zijn vriend na die het Nederlandse herfstweer in duikt, op weg naar betere oorden. Als Mike uit het zicht is verdwenen, opent hij zijn hand en inspecteert het voorwerp dat op zijn handpalm rust. Het is een gouden speldje, gegoten in de vorm van een leeuw.

maandag 26 oktober 2009

In de jacht naar antwoorden

Normaliter verwacht ik geen diepgaande stukken doorspekt met goede journalistiek als ik de MSN-startpagina van mijn internetbrowser open, en de meeste nieuwtjes die ik daar vind voldoen ook ruimschoots aan deze verwachting. Ik verbaasde mij dan ook enigzins toen ik vandaag bedacht dat er een diepere filosofische laag achter een van de stukjes zat.
Het betreft een nog ongepubliceerd essay van twee natuurkundigen, werkzaam bij CERN en zijn deeltjesversneller (LHC). Hierin redeneren zij dat de natuur vanuit de toekomst ingrijpt om ontdekkingen die in de nabije toekomst worden gedaan tegen te werken, met name de ontdekking van het 'Higgs-boson' of 'God-deeltje'.
Dit verklaart volgens de twee wetenschappers de vele tegenslagen die het project te verwerken heeft gekregen.

Interessanter dan de vraag of deze wetenschappers niet iets te veel stripboeken hebben gelezen, leek mij de aanwezigheid van de universele zoektocht naar verklaringen in dit verhaal. Ieder mens zoekt op zijn eigen manier vrede met de dingen die menselijke geest niet kan bevatten. Sommige zoeken het bij God, andere bij het fatum en deze wetenschappers bij het terrein waar zij zo bekend mee zijn: de natuur.
Ik denk dat de mens behoefte heeft aan iets wat boven hem staat, want zijn hele sociale en natuurlijk omgeving bestaat immers uit hiërarchische verbanden, waarin verschillend de rol van heerser en onderworpene wordt aangenomen. Bovendien is er voor de meeste gebeurtenissen te bewijzen wie of wat daarachter zit en hoe het precies werkt. Dus waarom zou dit niet zo zijn bij de dingen die te hoog gegrepen lijken voor een aardse macht?

Wat denk jij ervan? Hebben mensen altijd hogere machten nodig? Of kunnen zij ook prima leven zonder verklaringen? Laat je reactie achter en voeg iets toe aan deze gedachtengang.

zondag 25 oktober 2009

Pre-tastisch!

Een onmisbaar aspect van het studeren is toch wel het studentenleven. De vrijheid, de voedzame maaltijden, een topfit lichaam, de studievereniging, de borrels waar het gulden vocht altijd rijkelijk stroomt: ik moet bekennen dat ik er echt naar uitkijk. Daarom is het ook zo fantastisch dat we ook bij Pre-University een studievereniging hebben, namelijk Pre-Union. (Ik vrees dat ze ten tijde van het bedenken van de naam niet heel erg creatief waren.) Vorig jaar heb ik een hoop activiteiten moeten missen, maar dit jaar ben ik van plan om dat ruimschoots goed te maken met bijvoorbeeld het Polderkamp, een reis naar het Europees Parlement en de maandelijkse borrels.
Vandaag heb ik als 'mentor' gefungeerd bij de introductiedag voor de eerstejaars. Met dezelfde energie als bij theatersport kan je dan mensen hints laten spelen, krantenmeppertje of het bestuur laten inmaken met trefbal.
Op zo'n middag kunnen de eerstejaars zien dat Pre niet alleen maar bestaat uit 'hard werken' en dat, die paar gijze muizen daar gelaten, de medestudenten ook hele gezellige mensen zijn.
Als afsluiter van een mooie dag, heb ik nog in de ondergaande zon een biertje gedronken. Alsof het altijd zomer is.

zaterdag 24 oktober 2009

Eigen schuld, dikke portemonnee

Door de huidige crisis gaan er een hoop eerlijke en hardwerkende mensen ten onder, die je dat het minst van alles gunt. Helaas zijn er ook mensen die net willen doen alsof ze eerlijk en hardwerkend bezig zijn geweest, maar bij wie het in werkelijkheid nogal eens heeft geschort.

Zoals bijvoorbeeld een Dirk Scheringa. Hoewel hij in korte tijd is opgeklommen tot de status van held van het gewone volk en onder zijn eigen werknemers nog steeds een goede naam heeft, is nu toch het evidente boven water gekomen. De producten die de DSB Bank verkocht heeft, zowel als hun handelswijze, waren niet allemaal even juist en eerlijk. De curatoren hebben vastgesteld dat de DSB Bank haar grote uitgaven dekte met kleine stukjes inkomsten. En als die kleine stukjes inkomsten wegvallen, blijft er van heel DSB niet zo veel meer over. Van AZ tot het Scheringa museum voor Realisme aan toe. En daar helpt geen enkel ontwijkend antwoord in een interview met Pauw&Witteman aan.
Iemand anders die ook groter leed had kunnen voorkomen is, zo blijkt uit intern e-mail verkeer, Marco Borsato. Onze allom geliefde balladeer was al in mei op de hoogte van een nakend faillissement, maar is niet op een investering van 6 miljoen ingegaan. Is toch een stukje boekhouding.

Ach ja, zo'n crisis werkt ook als katalysator in onze zoektocht naar betere tijden. En kijk eens naar de goede dingen die we er aan over houden. DSB Bank spaarders krijgen hun geld op tijd terug voor de kerstaankopen en er mogen weer hordes fans in het Gelredome op en neer springen op nummers van Ali B, Yes-R en Marco Borsato. Ja, wat zou jij doen dan?

vrijdag 23 oktober 2009

De Leeuwenkuil: Deel VIII

De Juliana van Stolberglaan rolt voorbij aan de banden van de Ford Escort. De gedachten van De Bruin zijn verstrengeld in een wirwar van losse flarden, terwijl hij zijn ogen strak op de weg gericht houdt. Hij begint zich mateloos te irriteren aan de wachttoon in zijn rechteroor. Gefrustreerd gooit hij zijn mobiel in de passagiersstoel. Waarom neemt Sonderland dan ook niet op, juist nu het zo belangrijk is?
Een vaag zoemend geluid dringt door tot De Bruin: zijn mobiel! “Kevin, Kevin, luister! Ik heb het gevonden!” Hij passeert de Koninklijke Bibliotheek. “De laatste aanwijzing deed het hem! Denk eens na, waar denk je aan bij een vrijpostige, zegeltjessparende boom?” De cynische opmerking aan de andere kant van de lijn kan De Bruin niet deren. “Nee, de postzegelboom natuurlijk.”
Met de stoplichten op rood draait De Bruin het Spui op. “Weet je niet wat de postzegelboom is? Wat leren ze jullie dan wel tegenwoordig? Oké, denk aan iets koninklijks en dan aan de zin ‘Eenzaam maar niet alleen’.”
Het theater aan het Spui zoeft voorbij en de Grote Marktstraat is geen enkele blik waard. Het moet alsmaar verder. “Ja, inderdaad, Wilhelmina! En waar staat die zin, vereeuwigd in een monument van steen? Precies, op het Noordeinde. Je begint het door te krijgen.”
De vlaggen naast de Hofvijver wapperen in de wind. “Waar ben je nu? Mooi, kom direct naar Noordeinde, ik zie je daar over vijf minuten.”

Zelfs na het euforische telefoontje van De Bruin had Kevin Sonderland nog zo zijn twijfels, maar nu hij hier staat, valt alles op zijn plek.
Tussen de bomen door en over de daken heen is de kerktoren van Sint Jacobusparochie te zien. Aan de andere kant prijkt het hek van paleis Noordeinde. Daartussenin staan het monument voor koningin Wilhelmina en de postzegelboom, waar hij nu onder staat om te schuilen tegen de druilerige regen.
Maar te midden van dit alles staat het ruiterstandbeeld van Willem van Oranje, koning Willem I, de man waar het allemaal om gaat. De Bruin is er al zeker vijf keer omheen gelopen, op de voet gevolgd door een argwanende Van Baalen. Die is vastbesloten zich niet nog een keer voor de gek te laten houden.
Kevin rilt en probeert met zijn armen de warmte weer in zijn lijf te slaan. Ze hebben het standbeeld gevonden, maar hoe moeten ze nu het volgende vinden? Vanuit zijn ooghoek ziet Kevin dat De Bruin zich losmaakt van het standbeeld en gebaart dat hij moet komen.
“Kevin, ik denk dat ik het gevonden heb.” Er is een schittering in de ogen van De Bruin. “Kan jij in de auto gaan navragen tot welke kunstwerken Willem de Tweede nog meer opdracht heeft gegeven? Dat wat we zoeken moet daar ergens tussen zitten.”
Kevin knikt en loopt naar de auto, geparkeerd naast het hotel. Hij wordt ingehaald door Van Baalen, die naast hem komt lopen. “Misschien kan ik nog helpen met zoeken,” zegt hij. Kevin zucht onhoorbaar en gaat in de auto zitten.

Drie minuten later stapt Kevin uit de auto en loopt terug naar De Bruin. Het hoofdkantoor kon vele links vinden met betrekking tot koning Willem II, maar geen enkele leek hem of Van Baalen relevant.
Hij loopt een rondje om het standbeeld, maar De Bruin is nergens te bespeuren. Afgezien van wat voorbijgangers is het plein leeg. “Als dit weer één van jullie misselijke grapjes is, dan zwaait er wat, horen jullie me!”, schreeuwt Van Baalen met een rood hoofd. Kevin hoort de dreigementen, maar voelt dat hier meer aan de hand is dan zomaar een grap.

maandag 19 oktober 2009

Wind'streken

Wind mee
De bomen waaien woest
hun herfstblaadjes naar beneden waar ze,
nauwelijks van de schrik bekomen,
om het hardst rondjes tollen
De wielen van mijn fiets draaien
minstens even hard
Rubber verruilt in razend tempo
de ene klinker voor de andere
De wind waait me feller, harder, sneller
in de richting van de horizon
Als in een waas trekt de wereld aan mij voorbij
Minuten worden seconden, geluiden worden stiltes
en het rode stoplicht is allang geen verplichting meer
Ik vlieg en raak nog slechts in theorie
daadwerkelijk de grond
Want ik zie toch dat ik vlieg?
Ik voel toch dat ik vlieg?
Ik weet dat de wind mij met
al zijn macht omhoog wil duwen
omhoog, het luchtruim in
Zie mij, de vliegende fietser

Tegenwind
Ja, dat is gewoon klote

zaterdag 17 oktober 2009

De Leeuwenkuil: Deel VII

Onder de spitse blik van een heilige visser
Is een man van stand aanwezig
Eenzaam maar niet alleen,
In het gezelschap van goede huize

Zelfs als ze op rijtje staan, wordt De Bruin er niets wijzer van. Hij strijkt door zijn haar en slaakt een diepe zucht. Gisteren was het erg hectisch, maar het laatste wat hij nu kan gebruiken is een lange, saaie kantoordag. Hij moet de ruimte hebben om zijn gedachten te kunnen ordenen.
De deur maakt het geluid van geklop op hout. “Binnen”, zegt De Bruin. Vanuit de geopende deur loopt hoofdcommissaris Jan de Goede het kantoor van De Bruin binnen en gaat op de stoel voor zijn bureau zitten.
“Goedemorgen, hoofdcommissaris.” “Goedemorgen inspecteur De Bruin.” De Bruin slikt maar de opmerking in dat hij toch wel degelijk hoofdinspecteur is. “Hoe gaat het met het onderzoek?” “We doen ons uiterste best, meneer. We hebben nu twee aanwijzingen en het lab is bezig met de vingerafdrukken. We verwachten de resultaten in de loop van de dag.” De hoofdcommissaris inspecteert de pluisjes op zijn broek en veegt ze eraf. “Goed zo, daar ben ik blij om”, zegt hij half afwezig.
Opeens kijken zijn ogen recht in die van De Bruin. “Waar ik minder blij mee ben, is met wat er gister is gebeurd.” De Bruin slikt. Hoe weten ze van het rendez-vous in het park? “De manier waarop brigadier Van Baalen het riet in is gestuurd met een misplaatste grap, getuigt niet van veel professionaliteit.” Een kort nerveus lachje ontschiet De Bruin. “Excuses meneer, maar u begrijpt net zo goed als ik dat dergelijke grapjes niet serieus bedoeld zijn. Het is manier van het tonen van collegialiteit.” De hoofdcommissaris buigt zich naar De Bruin toe. “Dan zou ik als ik u was maar een andere manier vinden, want als u zo doorgaat, wordt u van deze zaak gehaald.”
Voor een paar seconden is het flitsende oogcontact tussen de twee het enige geluid in het kleine kantoortje. De telefoon begint te rinkelen en De Bruin haalt uiterst beheerst de hoorn van de haak.
De stem aan de andere kant van de lijn klinkt angstig en beverig. Het is zijn vrouw. “Jaap, kom alsjeblieft naar huis…er is iets vreselijks gebeurd…hij was hier, Jaap, hij was hier!” “Wat is er toch aan de hand?” De stem van zijn vrouw verandert van toon. “Kom nú naar huis Jaap! Nu!”
De verwonderde blik van de hoofdcommissaris kan alleen maar toekijken terwijl De Bruin het kantoortje uitstormt.

Hij hoefde alleen maar de grote, zwarte letters op het behang van de woonkamer te zien, of hij wist dat Mike ook bij hem langs was geweest. Ergens had hij het al geweten.
Nadat hij de situatie aan zijn vrouw had uitgelegd, bleef zij met de enige logische vraag zitten: “Maar waarom? Waarom heeft hij dit gedaan?” Dat was de vraag waar De Bruin ook geen antwoord op wist, maar hij wist wel waar hij moest zoeken. Het antwoord lag verscholen in de vier regels op zijn bureau en de woorden op zijn behang:

Nabij staat een boom van de oude stempel
Vrijpostig zijn zegeltjes te sparen

Zoek dit mans evenbeeld dat zich oostwaarts keerde
Terug naar waar hij oorspronkelijk kwam

- Van Hasselt -

De Bruin loopt zijn voordeur uit, tevergeefs proberend een sigaret aan te steken in de speelse wind. Hij rookt al tien jaar niet meer, maar de stress van het moment is hem teveel geworden.
Op de hoek van de straat blijft hij staan en leest het straatnaambordje: 'Van Imhoffstraat’. En daaronder: ‘Gustaaf Willem van Imhoff, 1705-1750, …’. De Bruins ogen glijden af richting het einde van de straat, waar de herfstblaadjes verstoppertje spelen.
Als door de bliksem getroffen verstart zijn blik en opeens sprint hij ervandoor. Nog geen dertig seconden later racet er een zilverkleurige Ford Escort langs een halfopgerookte peuk.

donderdag 15 oktober 2009

Kan het nog even wachten?

Sommige mensen doen niet aan Valentijnsdag, omdat ze vinden dat het veel te commercieel is. Maar het toppunt van commercie ligt niet in het begin van de lente, maar in het begin van de herfst. Nog voordat de eerste herfstblaadjes zijn gevallen, liggen de pepernoten allang in de schappen en de winkeliers denken ook dat men in september 's avonds door een leuk verlichte winkelstraat wil lopen. Om half tien zit iedereen toch echt thuis voor de buis.
Een uitschieter van deze negatieve trend bevindt zich helaas in het winkelcentrum Rokkeveen. Vandaag, 15 oktober, staat er officieel een oliebollenkraam op de parkeerplaats bij de AH. Dat betekent dat je je nog zeker twee en een halve maand kan storen aan het gebrek aan parkeerruimte, een stukje horizonvervuiling en het feit dat als je er langs rijdt, je spontaan honger krijgt. Het gedrocht heeft zelfs een dakje van plastic dakpannen. Alsof het een oliebollenhúis is. Die van vorig jaar had tenminste het fatsoen om er met grote neonletters Oud-Hollansche Gebakkraam op te zetten. Deze heeft alleen maar plastic dakpannen.
Toch wel jammer.

dinsdag 13 oktober 2009

Toets af en tijd te veel

Het is de laatste week voor de vakantie en de gymzaal is omgetoverd tot een resultatenfabriek. De met kennis overladen leerlingen komen erin, en middelmatig gemaakte proefwerken rollen eruit.
Op het moment dat er nog vijf minuten resten, waarin je nog snel die laatste drie opgaven moet zien te maken, denk ik altijd even met weemoed terug aan onze vroegere jaren. Net lang genoeg om me te verzuchten over de zeeën van tijd die je na een proefwerk had. Je kon bij wijze van spreken het volgende proefwerk nog gaan leren.
Wat je ook kon doen, was gedichten maken. Dat deed ik toen eigenlijk nog niet, maar sinds een jaar of twee heb ik sporadisch toch een gedicht gemaakt nadat ik klaar was met een toets. Deze proefwerkpoëzie zal hier dan ook verschijnen tijdens de proefwerkweken.
Vandaag alvast een begin, en later hopelijk een vervolg, want die 120 min wiskunde had ik vandaag echt wel nodig.


Met de wind waaien mijn gedachten
verfrissend mee naar buiten
Vanuit het klamme klaslokaal,
over de radiator heen,
naar waar de vogels door
boomtoppen fladderen

Voor altijd buiten wil ik zijn
Onder de ogen van de zon
en in de armen van de maan
Onder het beschuttend bladerdek
en in de eindeloze regen
O blauwe hemel, aanvaard toch
deze aardse pelgrim
op zoek naar de wortels van zijn bestaan

zaterdag 10 oktober 2009

Nieuwsflits

Er kan zoveel interessants gebeuren in een week, dat je makkelijk nog een week zou kunnen vullen met het schrijven van blogs over die interessante gebeurtenissen. Gelukkig ben ik altijd kort en bondig, en doe ik het in één blog.

Donderdag kopte het AD Haagsche Courant met Allochtonen worden niet meer gematst. Wat bleek? Voorheen mochten allochtonen leerlingen die korter dan zes jaar in Nederland hadden gewoond, meer fouten maken bij het centraal examen Nederlands, voordat er punten werden afgetrokken. Dat is een beetje gek als je bedenkt dat een diploma een bepaalde waarde moet uitdrukken en dat het beleid van de laatste jaren juist is toegespitst op het verhogen van het niveau van het hoger onderwijs.
Maar goed, de dames en heren in Den Haag hebben hun fout ontdekt en hebben hem ook weer rechtgezet. Met dit in het achterhoofd komt de Betuwelijn ook in een heel ander licht te staan. Het is gewoon een investering in het leren van je fouten!

Ander verrassend nieuws was dat Barack Obama de Nobelprijs voor de Vrede heeft gewonnen. Waar ik altijd dacht dat je Nobelprijs krijgt voor de dingen die je hébt gedaan, krijgt Obama de prijs voor de dingen die hij belooft te doen. Een soort van steuntje in de rug. Gelukkig heeft hij dat zelf ook door, dus laten we hopen dat hij het waar gaat maken.

Wat meer filosofisch was het statement van hoogleraar exegese Ellen ten Wolde: "God is niet de Schepper." Zij baseert haar uitspraak op haar onderzoek naar de vergelijkingen tussen het Bijbelse scheppingsverhaal en scheppingsverhalen uit andere Mesopotamische culturen. In deze verhalen wordt veel vaker gesproken over een goddelijkheid die scheidt in plaats van schept. Deze interpretatie komt ook meer in de buurt van de vertaling van het Hebreeuwse werkwoord 'bara', dat scheiden betekent. Het nieuws werd van de hoogste daken geblazen.
Maar is God de Scheider wel zo anders dan God de Schepper? Een kunstenaar schept toch ook een kunstwerk uit het materiaal dat voorhanden is? Is God minder goddelijk als hij de aarde heeft geschapen uit het materiaal dat voorhanden was? Probeer jij maar eens het water van het land te scheiden, het licht van het donker en de vogels in de lucht van de dieren op het land.
Het begint er steeds meer op te lijken dat het statement van Ten Wolde een poging is om de wetenschap weer aan de man te krijgen als een vernieuwende tak van de samenleving. Het debat zal het leren.

De Leeuwenkuil: Deel VI

Enigszins boven de toegestane snelheid scheurt een zwarte Audi over de verkeersdrempels in de Haagsche straten. De brandende gloed van de remlichten kleurt de nachtelijke huizen rood. De bestuurder vervloekt inwendig zijn collega’s. Wie kan er dan ook niet zien of er een man of een vrouw achter het stuur van een Ford Escort zit? Nu moet hij zo onopvallend mogelijk in volle vaart een Fiat achtervolgen.
Plotseling flitst er iets vanuit zijn ooghoek. Het zijn de dovende lichten van een zojuist geparkeerde auto. De bestuurder rijdt terug en ziet een man die haastig uit een rode Fiat stapt. Hij parkeert de Audi onmiddellijk aan de kant van de weg. Met één been al uit de auto bedenkt de bestuurder zich en gaat weer zitten. In het handschoenenkastje bergt hij het speldje in de vorm van een leeuw op. Nu kan hij gaan.

Met bruuske stappen loopt Kevin Sonderland over het gras, uitkijkend dat hij niet in een drol gaat staan. Amper tien minuten geleden had hij Jaap de Bruin nog aan de telefoon. “We worden gevolgd. Kom naar het park, onze plek.” Kevin had een minuut lang verbijsterd naar het kleine, zwarte schermpje in zijn handpalm staan kijken. Hoewel hij nuchter en doodserieus had geklonken, dacht Kevin echt dat De Bruin gek was geworden.
Zijn oren spitsen zich bij het gekraak van kiezelsteentjes onder ver verwijderde voetstappen. Op het moment dat Kevin zich wil omdraaien, sleurt een hand hem de bosjes in. “Jeetje, schrik jij altijd zo wanneer je je vrienden weer ziet?”, zegt een bekende stem vanuit het donker.

De bestuurder van de zwarte Audi loopt over de kiezelsteentjes het park in. Hij weet dat dit de goede plek is, nu moet hij alleen nog de verdachten onopgemerkt zien te naderen. Aan de andere kant van een klein bossage klinkt een gedempte schreeuw. Zonder enig geluid begeeft hij zich in de richting van de brommende stemmen.

“Waarom denk je dat we worden gevolgd?” Kevin kan niets dan ernst in de ogen van zijn collega ontdekken. Dit is menens. “Heb jij vanmiddag ook die zwarte Audi gezien?” Kevin knikt. “Diezelfde auto volgde mij naar mijn huis en is vervolgens achter mijn vrouw aangereden toen zij met de Ford wegging.” “Maar wie zou ons nou willen volgen? We zijn gewoon twee agenten bezig met een zaak.”

Nog vijf meter aan doornstruiken en brandnetels scheidt hem van de twee stemmen.
Opeens kraakt er een takje onder zijn rechterschoen. Hij houdt zijn adem in, maar de stemmen reageren niet. Behoedzaam sluipt hij door.

“Dat is hem nu juist.” De Bruin’s stem kan niet langer fluisteren. “Deze zaak is niet gewoon een zaak. Ik voel dat er meer aan de hand is.” Kevin denkt een ogenblik na. “Stel nou dat we echt gevolgd worden, hoe komen we er dan achter wie ons volgt?” De Bruin aarzelt geen moment: “Goed opletten en net doen of er niets aan de hand is.”

Voorzichtig schuift hij de laatste tak weg. Nu heeft hij ze! Met handen als bankschroeven pakt hij de schouders van de mannen beet en kijkt recht in de gezichten van twee tieners, overduidelijk stoned.
“Ha! Een bosjesman!”, gilt de een. De ander begint meteen luidkeels te zingen: “Wat ruist er door het

struuuiiikgewas!” Jaap de Bruin en Kevin Sonderland draaien zich als één man om en kijken in de richting van het geschreeuw. Aan de andere kant van het grasveld zien zij een verbouwereerde man met aan weerszijden een jolige tiener.
“Tijd om te verdwijnen. Zie je morgen op kantoor.” De mannen schudden elkaar de hand en verdwijnen in het donker.

dinsdag 6 oktober 2009

Leids geluk

Als je bent toegelaten tot het Pre University College behoor je toch wel tot een select gezelschap van excellente leerlingen op jouw school. Toch denk ik dat er zich bij mijn jaar een aardige dip bevindt. Nu is het al wat minder dat wij met een miniem aantal vertegenwoordigers zijn in vergelijking tot andere jaren, maar als wij dan ook nog eens de Sorghvlietmentaliteit zouden moeten uitdragen, tja.
Van de drie leerlingen ging er uiteindelijk maar één naar de, nadrukkelijk vermeld, verplichte Kick-off. Een tweede vond namelijk de sport belangrijker en een derde was vergeten het in de agenda bij de goede datum op te schrijven. Voor de kenners zal het niet moeilijk zijn om te raden, wie dat is geweest.
Nu moet ik toegeven dat het een kenningsmakingsdag was voor de eerstejaars en dat een saaie toespraak in een koude kerk, met een Annette S. die naast je zit te knikkebollen, niet echt supermotiverend is, maar voor de rest is het jullie gemis!
Want zo heb ik weer ontzettend leuke tweedejaars ontmoet, heb ik met een ouderwetse wegwerpcamera foto's gemaakt, heb ik gelijk weer zin in allerlei Pre-Union activiteiten, heb ik contact gehad met de nieuwe Sorghvliet-eerstejaars en heb ik heerlijk gegeten in de studentenstad bij uitstek.
En jullie hebben natuurlijk ook het motto van het jaar, de boodschap waarmee wij de wereld in werden gestuurd, datgene wat je altijd op je hart draagt, gemist:
Niet zonder borrel naar huis!

zaterdag 3 oktober 2009

De Leeuwenkuil: Deel V

Waarom?
De vraag hangt als een dichte mist in de auto. Het belemmert het zicht op de buitenwereld en de koplampen die de vallende nacht doorklieven. Kevin Sonderland kan wel duizend dingen vragen, maar kijkt in plaats daarvan in de achteruitkijkspiegel. Ergens komt de zwarte Audi hem bekend voor. Kevin Sonderland wil wel duizend dingen zeggen, maar de vochtige ogen van De Bruin zeggen genoeg.“Ze waren zo gelukkig samen. En dan, uit het niets…”, de stem van De Bruin stokt. Kevin kijkt hem aan. “Was er dan niets eigenaardigs aan zijn gedrag op te merken?”
De Bruin bestudeert aandachtig de wijzer van de snelheidsmeter. Zijn stem is zacht maar beslist. “Ja, dat was er wel. Er was meer aan de hand dan de gebruikelijke afwezigheid van een man gevallen voor de liefde. Hij deed geheimzinnig, hield dingen verborgen en weigerde er over te praten, zelfs met mij. Allemaal sinds hij die zaak…” Kevin veert op. “Welke zaak?” “Er was een moordzaak waarbij een groep vermoedelijke terroristen was vermoord, maar niemand eiste de daad op. Het raarst was nog dat er geen enkele aanwijzing te vinden was op het plaatsdelict.
“Op een gegeven moment heb ik er vrede mee gevonden, maar het heeft Mike nooit losgelaten, denk ik. Alsof hij er meer van wist.”
De Bruin zegt niets meer. Hij wil niets meer zeggen. De gevoelens die hij had verdrongen komen nu even hard terug. Kevin wacht zwijgend tot hij wordt afgezet bij zijn huis. Hij voelt dat dit nog niet het einde van deze zaak is.

Een zilveren Ford Escort rijdt de wijk in. Door alle wegwerkzaamheden die Den Haag rijk is, zijn vele straten afgezet en is de weg naar huis een doolhof geworden. Achter De Bruin rijdt een zwarte Audi. ‘Vreemd’, denkt hij. ‘Verdwaalde topambtenaren komen hier nauwelijks voor.’

Ineke kijkt ongerust naar haar man. Somber kwam hij thuis, alsof hij te horen had gekregen dat hij was ontslagen, en zelfs de heerlijke warme pasta kon zijn humeur niet verbeteren. Nu zit hij al ruim vijf minuten door de gordijnen te turen, af en toe wegduikend voor eventuele bespieders. “Zal ik anders Emma ophalen van acrogym?”, biedt ze aan.
De Bruin voelt zichzelf langzaam gek worden. Eerst ontsnapt er een schijnbaar levensgevaarlijke gek, vervolgens krijgt hij de AIVD in zijn maag geduwd en nu wordt hij achtervolgd door een topambtenaar in een zwarte Audi. Hij ziet de verontruste blikken van zijn vrouw wel, maar hij kan niets zeggen.
“Zal ik anders Emma ophalen van acrogym?”, zegt ze. De Bruin racet in gedachten langs de mogelijkheden die zich nu voordoen. Hij friemelt zijn autosleutels uit zijn zak en gooit ze naar zijn vrouw. “Neem mijn auto anders maar. Hij staat hier voor de deur.” “Ok, tot zo.”
Twee minuten later rijdt de Ford de straat uit. De Bruin schuift het gordijn een paar centimeter opzij. De straat is doodstil. Hij heeft zich vergist, en hij kan eindelijk alle zorgen van zich af laten glijden. De nachtmerries uit het verleden moeten nu maar eens voorbij zijn.

Opeens scheurt er een auto op volle snelheid door de straat. De Bruin voelt zijn hart kloppen in zijn keel, terwijl hij snel zijn telefoon pakt.
“Kevin, we moeten nu ergens afspreken.” Met de zwarte Audi nog op zijn netvlies beantwoordt hij de woorden van onbegrip aan de andere kant van de lijn. “We worden gevolgd.”