Op een enigzins druilerige dinsdagmiddag daalde een gouden koets af van het paleis naar de Ridderzaal. De boodschap was nuchter en somber. We zitten in een moeilijke tijd en moeten ons daar samen uit redden. 'Jong en oud, burgers en bestuurders, werknemers en werkgevers.' Dit alles om tot een 'economisch en sociaal krachtig Nederland' te komen, waar we geen torenhoge staatsschulden doorschuiven naar de volgende generatie, waar we doorwerken tot ons 67ste en waar we de lonen moeten matigen, ter wille van de werkgelegenheid.
Geld kan je lenen, tijd niet. En toch wil de regering twintig onderzoeksgroepen instellen die gaan onderzoeken waar al dat geld heen moet gaan. Tijdens de algemene beschouwingen illustreerde Alexander Pechtold de overvloed aan commissies en onderzoeksgroepen op een treffende manier. Een vijftig centimeter hoge stapel met rapporten. Van Geel gaf als commentaar dat hij met losse rapporten niets kon. "Zal ik er dan een nietje doorheen slaan, meneer Van Geel?"
Pechtold had het ook juist bij de opening van het Academisch jaar in Leiden. In zijn verhaal maakte hij duidelijk dat de wetenschap zich in dienst moet stellen van de gewone man en dus ook van de economie. Troonrede: 'De heroverwegingen moeten er ook toe leiden dat onderwijs, kennis, innovatie en ondernemerschap doelgerichter worden ingezet om economische groei te bevorderen.'
Er komt een tijd aan met veel zware keuzes, allen even bepalend voor de toekomst van Nederland.
Wat voor jurk had Maxima eigenlijk aan?