Gedempt lopen zijn voeten door het dauwnatte gras. Haastig springt hij over een opgedroogd beekje en glibbert inwendig vloekend de natte kant op. Nog vijftig meter en dan is hij in de veiligheid van het bos. Aan de rand kijkt hij nog eenmaal om naar de zuidmuur van de Scheveningse gevangenis. Geen alarmbellen, geen honden, geen zoeklichten. De nacht is stil, afgezien van de bladeren die zachtjes ruisen.
De straat aan de andere kant van het bos is verlaten. Links ziet hij de opgebroken straat en rechts gaat de weg door tot in de verte. Auto’s beginnen te glanzen in de vallende motregen. Hij doet zijn capuchon op en steekt over, de woonwijk in. Door de wolkjes condens van zijn eigen adem heen telt hij de huizen en probeert de nummers te onderscheiden. Met elke stap komen er meer herinneringen terug, met elke voortuin meer geuren en met de ploffende regen, de geluiden.
… een barstende koppijn die zijn hoofd in tweeën scheurt … spetters overal op het behang … moddersporen die leiden naar de keuken … het geluid van versplinterend glas … een levensloos lichaam dwars over de bank … mannen sleuren hem overeind, een mes valt uit zijn hand …
Een losse stoeptegel verlost hem uit het verleden. Half struikelend komt hij weer bij zinnen en ziet dat hij voor het juiste huis staat. Het balkon met de klimop, de grote ramen van de woonkamer en de laurierstruik die het wit en groen geverfde hek flankeert. Alles is grijs in het oranje licht van de lantaarnpalen.
Zijn blik glijdt rond, maar ziet niets verontrustends. Hij klimt over het hek en stopt even bij de garagedeur. Een ijskoude huivering loopt over zijn rug. “Het moet gedaan worden”, mompelt hij in de capuchon. “Dit is het einde. Hierna nooit meer.”
Hij voelt in de zak van zijn veel te grote joggingbroek en zijn hand omsluit het zware speldje, dat er nog altijd zit. Hij drukt de opwellende tranen weg en zijn ogen worden koel en zakelijk. Uit zijn andere zak pakt hij een mes, terwijl hij de struiken volgt naar de tuin.
De telefoon op het bureau van hoofdinspecteur Jaap de Bruin rinkelt zes keer voordat er wordt opgenomen. “Met De Bruin.” De Bruin wrijft op zijn slapen om de beginnende hoofdpijn te onderdrukken. “Jaap, met Kevin. Herinner jij je die zaak van drie jaar geleden nog? Die moordzaak?” De Bruin schiet overeind. “De Mechelse? Wat is ermee? Heb je iets gevonden? Waren het toch de voetafdrukken?” “Nee, het is de dader. Hij is vannacht ontsnapt en is daarna een huis binnengedrongen.” Het was stil aan de andere kant van de lijn. “En Jaap…hij heeft wat achtergelaten.”
Onluisterbaar meesterwerk van Sufjan Stevens
1 jaar geleden
SPANNEND, volgens mij heb je alvast een geweldig begin gemaakt met het vervolgverhaal!
BeantwoordenVerwijderenMisschien moet je toch maar scenarioschrijver worden, of hoe dat ook heet.
Kan nie wachten tot over een weekje^^ Keep it up!
Mooi, Simme. Je vermogen om details te beschrijven zonder naar een De Avonden-achtige saaiheid te vervallen lijkt een beetje op dat van J.K. Rowling. Ook krijg je van mij bonuspunten voor de actualiteit van de opgebroken Dorniksestraat en je inlezing naar de straatnamen rond de Scheveningse Gevangenis. Erg leuk, ik ben benieuwd voor volgende week!
BeantwoordenVerwijderenLaurens
(P.S.: Ik heb een mailtje ontvangen! Tof!)
Mij heb je.
BeantwoordenVerwijderenGoed!
Goed!
BeantwoordenVerwijderenin tegenstelling tot veel boeken heeft dit een erg goede begin, waar meteen een duidelijke sfeer wordt gezet, de perspectief duidelijk is, en meteen een beeld kan worden gemaakt.
Het is vanaf het begin al duideijk, wat voor mij belangrijk is om in het verhaal te komen.
Dus: Goed. Doorgaan dus!
Wow, echt goed! Ik kan inderdaad ook niet wachten tot volgende week!
BeantwoordenVerwijderenKeep up the good work :)
Simme, je genialiteit in schrijven doet me gewoon alweer versteld staan! Erg mooi begin en ik kan niet wachten op de volgende weken!
BeantwoordenVerwijderenKeep up the good work.