zaterdag 12 september 2009

De Leeuwenkuil: Deel II

Langzaam rijdt een auto over de klinkers van de Mechelsestraat, alsof hij met tegenzin zijn motor draaiende houdt. De bestuurder stapt uit en slaat de kraag van zijn jas op tegen de zeewind, die hier zijn domein al verdedigt.

De Bruin kijkt om zich heen en herkent de straat beter dan hij eigenlijk zou willen. Het drama dat zich hier voltrok, daar denkt hij liever niet meer aan. Hij loopt naar de voortuin van het hoekhuis en eenmaal onder de afzetlinten door, gaat hij het huis binnen door de al openstaande voordeur.
Waar de hal gevuld is met betraande ogen vol ongeloof, is de woonkamer gevuld met een vreselijke bende. Boekenkasten zijn geleegd, kastjes zijn opengebroken, hun inhoud verspreid over verschoven banken en gekantelde bijzettafeltjes. Waarom heeft Thomas dit in hemelsnaam gedaan?
“Jaap! Goedemorgen.” Kevin Sonderland heeft zich losgemaakt van een druk schrijvende agent en loopt op hem toe. “Goedemorgen. Zijn er al voetsporen gevonden?” “Ja, aan de zijkant van het huis, maar ze lijken niet relevant.” “Maar de sporen geven altijd duidelijke aanwijzingen.” Kevin schudt zijn hoofd. “We hebben iets beters, kom maar mee naar de tuin.”
Langs de rand van de tuin vormt een haag coniferen de scheiding met de buren, maar zij kunnen niet het rare tafereel verhullen op het grasveldje in het midden van de tuin.
Meteen zichtbaar is een provisorisch gekerfde cirkel, die als een litteken het pasgemaaide gras verminkt. Bij een tweede blik zijn langs de rand van de cirkel ook getallen zichtbaar. Bovenaan staat de 0, op 1/8 van de cirkel 50 en op gelijke afstand staan 100, 150, 200, 250. Daar houdt het op. “We zijn al ongeveer een kwartier bezig om te bedenken wat het is, maar we komen er niet uit.” De Bruin draait zich om naar het huis. “Breng me naar het balkon.”

Kevin Sonderland loopt voor zijn baas uit naar het balkon. Hijzelf heeft al lang op het balkon gestaan, maar is niet veel wijzer geworden dan hij beneden al was. Maar ja, hij heet dan ook niet Jaap de Bruin. Hij ziet hoe De Bruin zijn blik laat glijden over de tuin en vervolgens in de verte tuurt. Resoluut draait hij zich om en gaat weer naar beneden. “Waar is de keuken?” Op het moment dat Kevin wil antwoorden, gaat zijn telefoon.

De keuken ziet er schijnbaar onberoerd uit, en toch weet De Bruin zeker dat hij hier moet zijn. Hij loopt naar de kookplaat, waarop de pannen van de vorige avond nog staan te wachten op de afwas, gaat door de knieĆ«n en doet de oven open. “Hebbes”, zegt hij en pakt een wit strookje papier, dat prijkt als sneeuw op de zwarte aarde. De Bruin leest de tekst op het papier:

Onder de spitse blik van een heilige visser
Is een man van stand aanwezig

- Thomas -

Kevin komt de keuken binnen. “Henk Desiderus belde net, we moeten ons meteen melden.” Twee wenkbrauwen kijken hem fronsend aan. “Die man belt altijd precies op tijd.” “Maar we hebben alleen een overhoop gehaalde woonkamer en een grascirkel in de tuin.” “En we hebben een aanwijzing van onze dader.” De Bruin zwaait het papiertje voor Kevin’s verbaasde gezicht.

1 opmerking:

  1. Hee, Simme, doe eens doorbloggen!
    Terwijl ik alle boeken van Dan Brown nog even nalees op clues.

    BeantwoordenVerwijderen