zaterdag 17 oktober 2009

De Leeuwenkuil: Deel VII

Onder de spitse blik van een heilige visser
Is een man van stand aanwezig
Eenzaam maar niet alleen,
In het gezelschap van goede huize

Zelfs als ze op rijtje staan, wordt De Bruin er niets wijzer van. Hij strijkt door zijn haar en slaakt een diepe zucht. Gisteren was het erg hectisch, maar het laatste wat hij nu kan gebruiken is een lange, saaie kantoordag. Hij moet de ruimte hebben om zijn gedachten te kunnen ordenen.
De deur maakt het geluid van geklop op hout. “Binnen”, zegt De Bruin. Vanuit de geopende deur loopt hoofdcommissaris Jan de Goede het kantoor van De Bruin binnen en gaat op de stoel voor zijn bureau zitten.
“Goedemorgen, hoofdcommissaris.” “Goedemorgen inspecteur De Bruin.” De Bruin slikt maar de opmerking in dat hij toch wel degelijk hoofdinspecteur is. “Hoe gaat het met het onderzoek?” “We doen ons uiterste best, meneer. We hebben nu twee aanwijzingen en het lab is bezig met de vingerafdrukken. We verwachten de resultaten in de loop van de dag.” De hoofdcommissaris inspecteert de pluisjes op zijn broek en veegt ze eraf. “Goed zo, daar ben ik blij om”, zegt hij half afwezig.
Opeens kijken zijn ogen recht in die van De Bruin. “Waar ik minder blij mee ben, is met wat er gister is gebeurd.” De Bruin slikt. Hoe weten ze van het rendez-vous in het park? “De manier waarop brigadier Van Baalen het riet in is gestuurd met een misplaatste grap, getuigt niet van veel professionaliteit.” Een kort nerveus lachje ontschiet De Bruin. “Excuses meneer, maar u begrijpt net zo goed als ik dat dergelijke grapjes niet serieus bedoeld zijn. Het is manier van het tonen van collegialiteit.” De hoofdcommissaris buigt zich naar De Bruin toe. “Dan zou ik als ik u was maar een andere manier vinden, want als u zo doorgaat, wordt u van deze zaak gehaald.”
Voor een paar seconden is het flitsende oogcontact tussen de twee het enige geluid in het kleine kantoortje. De telefoon begint te rinkelen en De Bruin haalt uiterst beheerst de hoorn van de haak.
De stem aan de andere kant van de lijn klinkt angstig en beverig. Het is zijn vrouw. “Jaap, kom alsjeblieft naar huis…er is iets vreselijks gebeurd…hij was hier, Jaap, hij was hier!” “Wat is er toch aan de hand?” De stem van zijn vrouw verandert van toon. “Kom nĂș naar huis Jaap! Nu!”
De verwonderde blik van de hoofdcommissaris kan alleen maar toekijken terwijl De Bruin het kantoortje uitstormt.

Hij hoefde alleen maar de grote, zwarte letters op het behang van de woonkamer te zien, of hij wist dat Mike ook bij hem langs was geweest. Ergens had hij het al geweten.
Nadat hij de situatie aan zijn vrouw had uitgelegd, bleef zij met de enige logische vraag zitten: “Maar waarom? Waarom heeft hij dit gedaan?” Dat was de vraag waar De Bruin ook geen antwoord op wist, maar hij wist wel waar hij moest zoeken. Het antwoord lag verscholen in de vier regels op zijn bureau en de woorden op zijn behang:

Nabij staat een boom van de oude stempel
Vrijpostig zijn zegeltjes te sparen

Zoek dit mans evenbeeld dat zich oostwaarts keerde
Terug naar waar hij oorspronkelijk kwam

- Van Hasselt -

De Bruin loopt zijn voordeur uit, tevergeefs proberend een sigaret aan te steken in de speelse wind. Hij rookt al tien jaar niet meer, maar de stress van het moment is hem teveel geworden.
Op de hoek van de straat blijft hij staan en leest het straatnaambordje: 'Van Imhoffstraat’. En daaronder: ‘Gustaaf Willem van Imhoff, 1705-1750, …’. De Bruins ogen glijden af richting het einde van de straat, waar de herfstblaadjes verstoppertje spelen.
Als door de bliksem getroffen verstart zijn blik en opeens sprint hij ervandoor. Nog geen dertig seconden later racet er een zilverkleurige Ford Escort langs een halfopgerookte peuk.

1 opmerking: