zaterdag 10 oktober 2009

De Leeuwenkuil: Deel VI

Enigszins boven de toegestane snelheid scheurt een zwarte Audi over de verkeersdrempels in de Haagsche straten. De brandende gloed van de remlichten kleurt de nachtelijke huizen rood. De bestuurder vervloekt inwendig zijn collega’s. Wie kan er dan ook niet zien of er een man of een vrouw achter het stuur van een Ford Escort zit? Nu moet hij zo onopvallend mogelijk in volle vaart een Fiat achtervolgen.
Plotseling flitst er iets vanuit zijn ooghoek. Het zijn de dovende lichten van een zojuist geparkeerde auto. De bestuurder rijdt terug en ziet een man die haastig uit een rode Fiat stapt. Hij parkeert de Audi onmiddellijk aan de kant van de weg. Met één been al uit de auto bedenkt de bestuurder zich en gaat weer zitten. In het handschoenenkastje bergt hij het speldje in de vorm van een leeuw op. Nu kan hij gaan.

Met bruuske stappen loopt Kevin Sonderland over het gras, uitkijkend dat hij niet in een drol gaat staan. Amper tien minuten geleden had hij Jaap de Bruin nog aan de telefoon. “We worden gevolgd. Kom naar het park, onze plek.” Kevin had een minuut lang verbijsterd naar het kleine, zwarte schermpje in zijn handpalm staan kijken. Hoewel hij nuchter en doodserieus had geklonken, dacht Kevin echt dat De Bruin gek was geworden.
Zijn oren spitsen zich bij het gekraak van kiezelsteentjes onder ver verwijderde voetstappen. Op het moment dat Kevin zich wil omdraaien, sleurt een hand hem de bosjes in. “Jeetje, schrik jij altijd zo wanneer je je vrienden weer ziet?”, zegt een bekende stem vanuit het donker.

De bestuurder van de zwarte Audi loopt over de kiezelsteentjes het park in. Hij weet dat dit de goede plek is, nu moet hij alleen nog de verdachten onopgemerkt zien te naderen. Aan de andere kant van een klein bossage klinkt een gedempte schreeuw. Zonder enig geluid begeeft hij zich in de richting van de brommende stemmen.

“Waarom denk je dat we worden gevolgd?” Kevin kan niets dan ernst in de ogen van zijn collega ontdekken. Dit is menens. “Heb jij vanmiddag ook die zwarte Audi gezien?” Kevin knikt. “Diezelfde auto volgde mij naar mijn huis en is vervolgens achter mijn vrouw aangereden toen zij met de Ford wegging.” “Maar wie zou ons nou willen volgen? We zijn gewoon twee agenten bezig met een zaak.”

Nog vijf meter aan doornstruiken en brandnetels scheidt hem van de twee stemmen.
Opeens kraakt er een takje onder zijn rechterschoen. Hij houdt zijn adem in, maar de stemmen reageren niet. Behoedzaam sluipt hij door.

“Dat is hem nu juist.” De Bruin’s stem kan niet langer fluisteren. “Deze zaak is niet gewoon een zaak. Ik voel dat er meer aan de hand is.” Kevin denkt een ogenblik na. “Stel nou dat we echt gevolgd worden, hoe komen we er dan achter wie ons volgt?” De Bruin aarzelt geen moment: “Goed opletten en net doen of er niets aan de hand is.”

Voorzichtig schuift hij de laatste tak weg. Nu heeft hij ze! Met handen als bankschroeven pakt hij de schouders van de mannen beet en kijkt recht in de gezichten van twee tieners, overduidelijk stoned.
“Ha! Een bosjesman!”, gilt de een. De ander begint meteen luidkeels te zingen: “Wat ruist er door het

struuuiiikgewas!” Jaap de Bruin en Kevin Sonderland draaien zich als één man om en kijken in de richting van het geschreeuw. Aan de andere kant van het grasveld zien zij een verbouwereerde man met aan weerszijden een jolige tiener.
“Tijd om te verdwijnen. Zie je morgen op kantoor.” De mannen schudden elkaar de hand en verdwijnen in het donker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten