vrijdag 23 oktober 2009

De Leeuwenkuil: Deel VIII

De Juliana van Stolberglaan rolt voorbij aan de banden van de Ford Escort. De gedachten van De Bruin zijn verstrengeld in een wirwar van losse flarden, terwijl hij zijn ogen strak op de weg gericht houdt. Hij begint zich mateloos te irriteren aan de wachttoon in zijn rechteroor. Gefrustreerd gooit hij zijn mobiel in de passagiersstoel. Waarom neemt Sonderland dan ook niet op, juist nu het zo belangrijk is?
Een vaag zoemend geluid dringt door tot De Bruin: zijn mobiel! “Kevin, Kevin, luister! Ik heb het gevonden!” Hij passeert de Koninklijke Bibliotheek. “De laatste aanwijzing deed het hem! Denk eens na, waar denk je aan bij een vrijpostige, zegeltjessparende boom?” De cynische opmerking aan de andere kant van de lijn kan De Bruin niet deren. “Nee, de postzegelboom natuurlijk.”
Met de stoplichten op rood draait De Bruin het Spui op. “Weet je niet wat de postzegelboom is? Wat leren ze jullie dan wel tegenwoordig? Oké, denk aan iets koninklijks en dan aan de zin ‘Eenzaam maar niet alleen’.”
Het theater aan het Spui zoeft voorbij en de Grote Marktstraat is geen enkele blik waard. Het moet alsmaar verder. “Ja, inderdaad, Wilhelmina! En waar staat die zin, vereeuwigd in een monument van steen? Precies, op het Noordeinde. Je begint het door te krijgen.”
De vlaggen naast de Hofvijver wapperen in de wind. “Waar ben je nu? Mooi, kom direct naar Noordeinde, ik zie je daar over vijf minuten.”

Zelfs na het euforische telefoontje van De Bruin had Kevin Sonderland nog zo zijn twijfels, maar nu hij hier staat, valt alles op zijn plek.
Tussen de bomen door en over de daken heen is de kerktoren van Sint Jacobusparochie te zien. Aan de andere kant prijkt het hek van paleis Noordeinde. Daartussenin staan het monument voor koningin Wilhelmina en de postzegelboom, waar hij nu onder staat om te schuilen tegen de druilerige regen.
Maar te midden van dit alles staat het ruiterstandbeeld van Willem van Oranje, koning Willem I, de man waar het allemaal om gaat. De Bruin is er al zeker vijf keer omheen gelopen, op de voet gevolgd door een argwanende Van Baalen. Die is vastbesloten zich niet nog een keer voor de gek te laten houden.
Kevin rilt en probeert met zijn armen de warmte weer in zijn lijf te slaan. Ze hebben het standbeeld gevonden, maar hoe moeten ze nu het volgende vinden? Vanuit zijn ooghoek ziet Kevin dat De Bruin zich losmaakt van het standbeeld en gebaart dat hij moet komen.
“Kevin, ik denk dat ik het gevonden heb.” Er is een schittering in de ogen van De Bruin. “Kan jij in de auto gaan navragen tot welke kunstwerken Willem de Tweede nog meer opdracht heeft gegeven? Dat wat we zoeken moet daar ergens tussen zitten.”
Kevin knikt en loopt naar de auto, geparkeerd naast het hotel. Hij wordt ingehaald door Van Baalen, die naast hem komt lopen. “Misschien kan ik nog helpen met zoeken,” zegt hij. Kevin zucht onhoorbaar en gaat in de auto zitten.

Drie minuten later stapt Kevin uit de auto en loopt terug naar De Bruin. Het hoofdkantoor kon vele links vinden met betrekking tot koning Willem II, maar geen enkele leek hem of Van Baalen relevant.
Hij loopt een rondje om het standbeeld, maar De Bruin is nergens te bespeuren. Afgezien van wat voorbijgangers is het plein leeg. “Als dit weer één van jullie misselijke grapjes is, dan zwaait er wat, horen jullie me!”, schreeuwt Van Baalen met een rood hoofd. Kevin hoort de dreigementen, maar voelt dat hier meer aan de hand is dan zomaar een grap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten